SPV blogspot Gerard: Het is gemakkelijker om de behandelaar uit het instituut te halen, dan het instituut uit de behandelaar
Ik ben Gerard Lohuis, werkzaam bij BuurtzorgT Groningen en als docent verbonden aan de Hanzehogeschool (Opleiding SPV) en Rino Groep Utrecht. Tevens werkzaam voor de redactie SP van de beroepsvereniging.
Op 25 september vond in Leeuwarden het landelijke FACT-congres plaats. Het was een genoegen om Gerda van der Meer, SPV en tegenwoordig lid Raad van Bestuur GGZ Friesland, de aftrap te zien verrichten. Ook mooi dat hierna Nynke Boonstra, Verpleegkundig Specialist en hoogleraar verpleegkunde in de GGZ een verhaal hield over de ontwikkeling van het verpleegkundig beroep.
Het zegt iets dat deze twee vrouwen op deze dag zo’n prominente rol vervulden. Het zegt iets over de ontwikkeling van het verpleegkundig beroep en hoe essentieel dit is binnen de groep mensen die langdurig van zorg afhankelijk is.
Het is een goed moment om stil te staan bij de ontwikkeling van de geboden zorg door het FACT en een blik op de toekomst te werpen. Want in hoeverre is FACT erin geslaagd de zorg voor de mensen die het nodig hebben, te verbeteren door outreachend te gaan werken? Zoals vaak is het antwoord genuanceerd en afhankelijk vanuit welk perspectief er naar gekeken wordt. Remmers van Veldhuizen, psychiater met emeritaat, is ongetwijfeld degene die, na inspiratie te hebben opgedaan in Australië, FACT flink op de kaart heeft gezet. Jaren hiervoor waren we in het Groningse al gestart met zorgcoördinatie en dat kon naadloos overgaan in FACT. Met name voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen is FACT onmiskenbaar van belang (geweest). Het kwam voort uit het Amerikaanse ACT dat in 1990 het daglicht zag. Rond 2000 werd het broertje FACT in Nederland geïntroduceerd. Het CCAF (Centrum Certificering ACT en FACT) werd opgericht om kwaliteit en standaardisering te waarborgen en even later kreeg het een onderbouwing in het FACT-handboek. Het Trimbos in met name de persoon van Hans Kroon deed onderzoek en FACT bleek opnames te voorkomen en de continuïteit van zorg te bevorderen.
Daarnaast zou FACT een bijdrage leveren aan rehabilitatie en zou de samenwerking met andere instellingen een boost moeten krijgen. De vraag is of FACT daarin is geslaagd. ChatGPT geeft aan dat er vanaf 2020 druk is ontstaan op innovatie vanwege personele problemen, complexiteit van zorg en professionals die veel (digitale) verantwoording moeten afleggen. Daar kan aan toegevoegd worden dat FACT binnen de GGZ vooral met zichzelf aan het worstelen is. Op het congres hoor ik meerdere keren dat een contact wordt afgesloten omdat de zorgontvanger afhaakt, niet komt opdagen en afgesloten wordt of dat mensen met complexe problemen om diverse redenen niet in zorg genomen worden. Het stemt tot nadenken. Het is te gemakkelijk om te zeggen dat sommige teams moeite hebben om geschikt personeel te werven (wat ik vandaag tussen de presentaties verschillende keren hoor) en het is ook te gemakkelijk om te denken dat deze zorgvragers FACT niet nodig zouden hebben. Het zijn organisatorische of logistieke problemen die vanuit een gepassioneerde visie voor de doelgroep wel te ondervangen zouden zijn. Nee, het is fundamenteler.
Op hetzelfde congres mocht ik samen met mijn zeer gewaardeerde, creatieve collega Harald Schneider iets vertellen over de kracht van het ambulante werken zoals het ons voor ogen staat. En waar we zelf mee worstelen. We willen immers herstelondersteunend werken en mensen met ernstige psychische problemen helpen om binnen hun eigen context zo goed mogelijk te functioneren. Wij vervullen maar een bescheiden rol in de systeemwereld van degene die we willen helpen om krachtgericht zijn problemen te ondervangen. Het diagnostisch labelen en denken staan daarbij niet op de voorgrond. Wat heeft iemand nodig om betekenis aan zijn leven te geven en hoe kan er voor gezorgd worden dat de problemen daarbij geen roet in het eten gooit. Wil niet iedereen een bepaald gevoel van autonomie ervaren om op eigen wijze betekenis te geven aan het leven? Bij BuurtzorgT proberen we hier een andere vorm voor te vinden dan we binnen FACT gewend waren. Of zoals Harald het zegt: “Het institutioneel denken zit ons nog steeds te veel in de weg. Het is makkelijker de behandelaar uit het instituut te halen dan het instituut uit de behandelaar”.
Het vraagt aan behandelaren om herstelondersteunend te werken en de betrokkene centraal te stellen. Tegelijkertijd moet de hulpverlener zich vanuit richtlijnen, organisatieregels, zorgverzekeraars en overheid zich aan een groot aantal procesregels houden. Dat is niet reëel. In woorden omarmt iedereen ‘herstelondersteunend werken’ maar gestuurd wordt erop om het werk goed (zoals afgesproken) te doen en niet om het goede te doen”. Beter gezegd: we hebben de neiging om ambulant hetzelfde te doen als voorheen in het FACT en daar stokt de mogelijkheid voor de hulpvrager om zich binnen dat aangeboden institutionele aanbod te kunnen ontwikkelen. Anders gezegd, we stellen onze eigen methodieken en werkwijzen te centraal en zien onvoldoende de mogelijkheden van degene die we juist in de kracht willen zetten.
Of zoals Harald het schetste tijdens het congres: Basale proceseisen rond systematisch werken met de richtlijnen als uitgangspunt zijn zinvol en nodig. Dit staat ons ook niet in de weg. Maar waar een spanningsveld ontstaat tussen het goed doen of het goede doen, wordt nu te vaak gekozen voor de veiligheid van het eerste. Er is meer lef nodig om het goede te doen om beter aan te sluiten bij de hulpvrager . Een ‘nee’ te verkopen met een procesafspraak als reden (zo werken wij niet) en zonder inhoudelijk uitleg zou niet mogen. Ook dan kan niet alles, maar tenminste stopt het nadenken niet meteen en wordt er in moeilijke situaties beter gewikt en gewogen.
Wat staat ons te doen om het instituut uit onszelf te halen en met verve het goede te doen? Het is goed om daarbij een onderscheid te maken tussen het institutionele denken en het benodigde alternatief. Op een rij gezet:
Institutioneel:
• Op geleide van klachten en gericht op behandeling
• Distantie op geleide van transacties en diagnose
• Functioneel handelen
• Gericht op interventies
Het benodigde alternatief:
• Co-creëert op basis van meedoen
• Nabijheid op geleide van relatie en aansluiting vinden
• Relationeel werken
• Creatief handelen
Enkele praktische gedachten om het benodigde alternatief te realiseren (verre van volledig):
- Regelgeving aanpakken. Michelle van Tongerloo legt het in haar boek “Komt een land bij de dokter” aan de hand van vele voorbeelden bij dakloze mensen uit. Afgelopen week liep ik er weer tegen aan. Het zou Alfred enorm helpen dat hij morgen een scootmobiel zou krijgen. Zijn functioneel neurologische aandoening en autisme zorgen voor een overprikkeld brein en steeds gaat hij onderuit. Zijn zelfvertrouwen neemt af en de onzekerheid wordt alsmaar groter. Nee, zes weken wachten zegt de WMO-consulent en tevens nader onderzoek door de arts van de GGD. Het hele dossier ten spijt. Alle kennis die nodig is ligt voor haar WMO-neus maar ze is institutioneel blind. Of horend institutioneel gehandicapt.
Morgen loop ik er ook weer tegen aan als ik blijkt dat Henk afhaakt bij FACT en men daar geen indicatie meer ziet op basis van de gestelde diagnose. Terwijl Henks probleem erom vraagt dat hij aansluiting vindt bij een gemeenschap waarin hij met zijn problemen kan leven. Henk heeft een gemeenschap nodig, geen probleem-georiënteerde hulpverlener met goede bedoelingen. - Het systemisch denken en contextueel gericht handelen bevorderen. We hebben mensen om de betrokkene heen nodig die voor hem van betekenis zijn. Helaas is uitwisselen van informatie niet mogelijk vanwege allerlei AVG-richtlijnen. Julian, acht jaar, heeft een tijdje bij zijn gescheiden moeder gewoond maar na acht maanden is hij weer terug bij zijn vader. Moeder heeft ernstige problemen en Julian wilde haar helpen. Hij ging niet meer naar school. Zijn moeder wil nu niets meer van hem weten maar Julian vraagt ons hoe het met zijn moeder gaat. Ik volg de AVG-richtlijnen niet omdat deze niet toegesneden zijn op dit soort situaties. Het doet Julian goed.
- Werken aan bestaanszekerheid voor mensen waarbij het niet primair draait om diagnostiek maar wat iemand nodig heeft om te kunnen leven. Existentiële vragen zijn het uitgangspunt: wat heeft iemand nodig voor een beter leven.
- Als Hulpverleners krijgen we beslissingsbevoegdheid en het vertrouwen. Als Alfred morgen een scootmobiel nodig heeft, zou een bericht van mij aan de gemeente voldoende moeten zijn waardoor na twee dagen de zaak geregeld is. Wantrouwen kost geld, het voedt systemen onnodig met (overbodige) regels en houdt een managementcultuur in leven die met name zichzelf overeind probeert te houden met de volgende vergadering omdat het systeem zijn werk moet kunnen doen waaruit opnieuw een protocol van handelen tevoorschijn komt. Bij BuurtzorgT hebben we dit inmiddels ondervangen waardoor we als professional veel meer operationele ruimte en eigen verantwoordelijkheid nemen voor ons werk. Zonder managers, geen secretaressen en gewoon in een buurtpand.
Voor nu genoeg. Een liedje van John Hiatt dringt zich op; What do we do now. Hij vraagt zich af wat we kunnen doen als we weet hebben van hoe het moet. Nu nog doen!
Gerard Lohuis
naar alle SPV blogspot