De valkuil waar ik steeds weer inval: ‘oplossingsinterventies’
Claudia van Beuzekom, sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij het Centrum voor psychotherapie, afdeling Transit van GGZ Centraal te Ermelo.
Ik zie het steeds vaker, óf omdat het toeneemt óf omdat ik er meer op let; cliënten die onvoldoende verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen regulatie, behandelproces of gedrag. Wat me daarin het meeste stoort is dat ik het de cliënt niet eens altijd kwalijk kan nemen. Soms draag ik er namelijk zelf aan bij en misschien jij ook? In mijn vorige blogs schreef ik over het tekort aan emotieregulatievaardigheden bij cliënten, vaak te begrijpen vanwege ernstige verwaarlozing en/of misbruik of mishandeling in de kindertijd. Ik ben toen vooral ingegaan op de oorzaken en de interventies, maar wil vandaag stilstaan bij de grootste valkuil; oplossingen aandragen. Ik vind het soms veel makkelijker om iets voor de cliënt op te lossen, dan om het hen aan te leren.
Zo belde Eef* me afgelopen week op. Ze was volledig in paniek, wist niet meer waar ze was en ook niet hoe ze thuis moest komen. Ik liet haar haar locatie met mij delen, vertelde haar waar ze naartoe moest gaan en besprak met haar wat ze thuis moest doen. Op het eerste gezicht niets mis mee. Maar toen ik ophing, dacht ik: ‘Shit, ik deed het weer.’ Ik heb een oplossing aangedragen voor een probleem, maar ik heb haar niets zelf laten doen.
Dit is slechts een klein voorbeeld en leidt niet direct tot schade, maar ik zie dit soort oplossingsinterventies soms steeds verder gaan, als een glijdende schaal. Van een keer extra begeleiden bij crisis naar meerdere keren per week extra telefonisch contact, een extra gesprek, een extra huisbezoek, de cliënt helpen van A naar B te gaan, in het signaleringsplan zetten dat de cliënt bij oplopende spanning altijd kan bellen tot (helaas!) soms hulpverleners die de cliënt dan maar in de avond nog appen of in een enkel geval zelfs in huis nemen. Vervolgens hospitaliseren we de cliënt steeds meer (ook binnen een ambulant kader) en maken of houden we hen afhankelijk, omdat afschalen niet meer lukt of de interventies een norm zijn geworden.
Als aan mij consultatie wordt gevraagd, omdat het team vastloopt in de behandeling en ze graag advies willen over behandelmogelijkheden, gaat mijn advies regelmatig niet over de behandelbaarheid, maar over de collusie(schadelijke verstandhouding) tussen cliënt en behandelaar/behandelteam.
⦁ Betrokken behandelaren ervaren dat de cliënt niet in staat is tot zelfregulatie, maar willen de cliënt toch een behandeling gunnen en doen daardoor steeds meer om de cliënt naar dat punt te brengen.
⦁ Cliënt is onvoldoende in staat tot zelfregulatie, wat leidt tot uitputting van het systeem en/of de maatschappij. Dit wordt voorkomen met oplossingsinterventies.
⦁ Het niet onderkennen dat een cliënt ook ambulant kan hospitaliseren.
⦁ Gaandeweg de behandeling steeds een stapje meer doen, waardoor het niet meer opvalt dat er te veel interventies worden ingezet gericht op overname in plaats van autonomiebevordering.
NIET-OPLOSSINGSINTERVENTIES
⦁ Wees je bewust van het bestaan van ambulante hospitalisatie.
⦁ Bedenk te allen tijde (eventueel met je team) waarom je bepaalde interventies inzet. Wat draagt mijn interventie bij aan het doel en wat draagt het bij aan het vergroten van autonomie en zelfstandigheid? En hoe lang of hoe vaak zet ik het in?
⦁ Denk aan de Window of Tolerance en signaleringsplannen. Welke interventies kan de cliënt zelf doen, wanneer is een interventie van een ander nodig en hoe lang is dit dan nodig en wat is het punt waarop de cliënt het weer zelf overneemt?
⦁ Bespreek altijd interventies na met je cliënt, hoe klein ook. Heeft je cliënt het moeilijk, raakt ze buiten haar ‘window’ en pak je even dat geurtje of snoepje voor haar? Bespreek na waarom je dat deed en wat er voor nodig is dat de cliënt de volgende keer zelf dat geurtje en snoepje pakt.
⦁ Bespreek in je intervisie als je de neiging hebt om dingen over te nemen van cliënten en hoe je met je cliënt het gesprek aan kunt gaan over wanneer dit wel en niet passend is binnen de behandelfasen.
KERNPRINCIPES:
Balanceer tussen ondersteuning en autonomie; het vinden van de juiste balans tussen het bieden van ondersteuning en het bevorderen van de autonomie van de cliënt kan uitdagend zijn, vooral bij cliënten die sterk afhankelijk zijn door hun traumagerelateerde- en dissociatieve symptomen.
Veilige Therapeutische Relatie; De therapeut biedt een consistente, veilige en voorspelbare relatie waarin de cliënt zich kan durven openstellen. Dit is cruciaal voor cliënten die vaak problemen hebben met vertrouwen vanwege traumatische ervaringen.
Acceptatie van Onvolmaaktheid; De therapeut erkent dat perfectie niet haalbaar is en dat fouten deel uitmaken van het proces. Dit normaliseert en humaniseert de therapeutische relatie, wat helpt om een gevoel van veiligheid en realisme te bevorderen.
Responsiviteit en Flexibiliteit; De therapeut is responsief op de veranderende behoeften van de cliënt en past interventies aan op basis van de huidige toestand van de cliënt. Dit kan variëren van momenten van intense ondersteuning tot het bevorderen van zelfstandigheid.
Ondersteuning van Zelfregulatie; De therapeut helpt de cliënt bij het ontwikkelen van vaardigheden voor zelfregulatie en co-regulatie, cruciaal voor het omgaan met dissociatieve symptomen.
Normaliseren en Valideren; Het is belangrijk om de ervaringen van de cliënt te normaliseren en te valideren, zodat ze zich begrepen en erkend voelen, wat helpt om het gevoel van isolatie te verminderen.
PRAKTISCHE UITVOERING
Grenzen Stellen; Het stellen van duidelijke en consistente grenzen helpt om een voorspelbare en veilige omgeving te creëren.
Psycho-educatie; De cliënt voorzien van kennis over dissociatie en trauma kan helpen om hun ervaringen beter te begrijpen en te normaliseren. Dit kan de ontwikkeling van zelfregulatievaardigheden ondersteunen.
Graduele Blootstelling; Het proces van blootstelling aan traumatische herinneringen moet gradueel en zorgvuldig worden gemanaged, waarbij de therapeut steeds afstemt op de draagkracht van de cliënt. Zodat laatstgenoemde zelf kan blijven reguleren.
Bronnen:
Kathy Steele, Suzette Boon en Onno van der Hart, Behandeling van traumagerelateerde dissociatie, ‘de therapeut die ‘goed genoeg is’ ISBN 9789463160353
Donald W. Winnicott, The Maturational Processes and the Facilitating Environment